Boekbespreking
Peter-Ben Smit, Mannen in Marcus: Gender in de oudste biografie van Jezus, Amsterdam: VU University Press, 2022, 184 p., 13,5 x 21,5 cm, ISBN 978-90-8659-810-6, 24,50€.
De auteur, Peter-Ben Smit, hoogleraar Contextuele Bijbelinterpretatie op de Dom Helder Camara-leerstoel aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, is al vele jaren bezig met het thema ‘mannelijkheid’. Een blik op de literatuurlijst aan het slot van het boek laat dat zien. Dat zijn meestal Engelstalige publicaties, ‘masculinity studies’ zogezegd. Nu verschijnt er een Nederlandstalig boek (met een voorwoord van de feministisch theologe Manuela Kalsky). Als ik met de titel mag beginnen, dan mag je zeggen dat deze titel goed bekt, want mooi allitereert: ‘Mannen in Marcus’. Als lezer verwacht je op basis daarvan dat de verschillende mannen die in het Marcusevangelie voorkomen op hun mannelijkheid bevraagd zouden worden, maar dat gebeurt niet. Het is toch vooral de mannelijkheid van Jezus die aan de orde komt. In de ondertitel verschijnt niet het woord ‘mannelijkheid’, maar de term ‘gender’. Dat het een controversieel thema is, heeft Smit zelf ervaren, toen hij daarover in het Nederlandse dagblad ‘Trouw’ schreef (p. 11-13). Is dat de reden dat het woord niet in de ondertitel staat? Met ‘mannelijkheid’ gaat het om vormen/gedrag en opvattingen; we dienen ons echter te realiseren, zo Smit, dat ‘mannelijkheid’ altijd een constructie is, nooit een vaststaand gegeven (p. 28). De auteur zet alle aspecten van mannelijkheid op een rij (p. 28-29), hij bespreekt de hoofdlijnen van het antieke denken over mannelijkheid (p. 31-33), een definitie van ‘mannelijkheid’ ontbreekt echter.
In de Inleiding laat Smit allereerst zien dat het thema ‘mannelijkheid’ controversieel om vervolgens het (maatschappelijk) belang van het thema te laten zien. In het tweede deel van de Inleiding beantwoordt hij de vraag waarom hij het Marcusevangelie op dit thema bevraagt. Dat is om ons aan deze antieke, marginale, invloedrijke, religieuze tekst te spiegelen (p. 17-22). Na de Inleiding volgt een overzichtshoofdstuk, waarin Smit eerst nader ingaat op het thema mannelijkheid, modern en antiek en vervolgens het Marcusevangelie positioneert, maar dat gebeurt wel in hele globale bewoordingen. Betwistbaar daarin is zowel dat het om minderhedenliteratuur zou gaan als ook dat we hier met een biografie van doen hebben. Ten slotte ontbreekt het begin van de biografie: het geboorteverhaal.
Na deze oriëntatie gaat het in hoofdstuk 3 over de vraag of door de Romeinen onderworpen mannen zoals Johannes en Jezus nog wel geloofwaardig zijn, in hoofdstuk 4 over Jezus’ macht om wonderen te verrichten, maar dan wel een macht die ten dienste staat van anderen. In hoofdstuk 5 laat Smit zien hoe de maaltijden van Jezus en Herodes in Marcus 6,21-29,35-44 tegenover elkaar staan. Waar de een, Herodes, de situatie niet in de hand kan houden, kan de ander, Jezus, dat wel. In hoofdstuk 6 gaat het dan over mannen en macht over vrouwen aan de hand van een farizese vraag aan Jezus over ‘echtscheiding’ of beter gezegd over de vraag of het een man geoorloofd is om een vrouw weg te sturen (Mar. 10,1-9). Het roept de vraag op: hoe ga je als sterke man om met mensen die van jou afhankelijk zijn. Ook in hoofdstuk 7 gaat het mannelijkheid en macht, nu met betrekking tot Marcus 10,35-45 is het thema verbonden met het thema van het leiderschap. Conclusie van PBS: ‘Macht voor echte mannen, is dienstbaar leiderschap’. Over machteloosheid gaat het in hoofdstuk 8 bij de bespreking van Jezus’ kruisiging (Mar. 15,1-47), een ‘onmannelijke dood bij uitstek’ (p. 114). ‘Van de machtige man eerder uit het verhaal is niets meer over’ (p. 118). De centurio aan de voet van het kruis ziet dat anders, hij ziet in die vernederde mens de zoon van God, een man met hoge status en waarde (p. 125). En zo reageert ook God op hem, hij rouwt getuige het feit dat het voorhangsel scheurt, en hij komt in verzet door zijn zoon toekomst te schenken. Smits slotvraag luidt dan ook: wie kan er een echt waardevol mens herkennen in wie volslagen mislukt lijkt te zijn? (p. 126). In hoofdstuk 9 bespreekt Smit de leerlingen van Jezus als ‘mannen met moeite (en mogelijkheden)’. Een bespreking van vrouwen zal een lezer niet verwachten, Smit bespreekt er in het tiende hoofdstuk toch een drietal (een langdurige zieke vrouw in Marcus 5, een buitenlandse vrouw met een ziek kind in Marcus 7 en een arme weduwe in Marcus 12), en wel omdat ze, zoals hij zelf formuleert, hun mannetje staan. In het laatste hoofdstuk vat Smit zijn bevindingen samen. Wat me daarin opvalt, is dat Smit dan niet zozeer spreekt over Jezus’ mannelijkheid, maar dat hij Jezus schetst in zijn feitelijke gedrag: een machtsuitoefening die ten dienste staat van anderen, een mens die de vernedering niet ontloopt. Zou ik een slotconclusie moeten formuleren, dan zou ik zeggen dat Jezus zijn volgelingen een wezenlijk andere vorm van mannelijkheid wil laten zien.
Nico Riemersma