Onderricht van Jesus en de rabbijnen
Eric Ottenheijm & Martijn Stoutjesdijk (red.), Parabels: Onderricht van Jezus en de rabbijnen, Abdij van Berne 2020. ISBN 9789089723819. Pag. 255. € 24,50.
Jezus mag bekend staan om zijn parabels, ook de rabbijnen maakten veelvuldig gebruik van dit genre. Maar het komt niet vaak voor dat de parabels uit beide tradities zij-aan-zij worden besproken, zoals in dit boek gebeurt. Het boek is vrucht van een groot onderzoeks-project naar parabels, getiteld ‘Parables and the Parting of the Ways’, dat van april 2014 tot en met januari 2020 plaatsvond in een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht en Tilburg University.
Wat je van dit boek niet moet verwachten, is dat je inzicht krijgt in het uiteengaan van het jodendom en het christendom. Alle aandacht gaat uit naar de nieuwtestamentische gelijkenissen en de rabbijnse meshalim, waarbij men vooral gespitst is op de overeenkomsten en de verwantschap, meer dan op verschillen. Om direct maar het grootste verschil te noemen, bij de rabbijnen functioneert de masjal vooral in de rabbijnse uitleg van de Tora, om bijbelpassages te verhelderen, terwijl Jezus zijn gelijkenissen vooral vertelt om de geadresseerde tot een andere visie op zijn gedrag te brengen.
Het boek bestaat na de inleiding uit twee delen. In het eerste deel komen drie meer algemene kwesties aan bod: (1) Wat zijn parabels? (2) De geschiedenis van de vroegjoodse parabel en (3) De receptie van parabels. Het laatste hoofdstuk – met de allegorische uitleg van Augustinus en de portalen van de Dom van Erfurt – is wel erg kort en minimaal. Dat had beslist een stuk uitgebreider gemogen. Jammer dat niet iemand met een receptie-historische achtergrond van het onderzoeksteam deel heeft uitgemaakt. Het tweede hoofdstuk, waarin Ottenheijm ‘de kraamkamer van de vroegjoodse parabel’ laat zien, vond ik persoonlijk het meest interessant. Wat hij daarin schrijft over de apocalyptiek met zijn beeldrijke taal en de wijsheidsspreuken als de geboortegrond van de vroegjoodse parabel lijkt mij aannemelijk. Het eerste hoofdstuk waarin Ottenheijm en Stoutjesdijk de vraag proberen te beantwoorden ‘Wat zijn parabels?’ vind ik moeizaam. Helder wat een parabel nu is, wordt het niet, net zomin als mij het onderscheid duidelijk wordt tussen een gelijkenis en een parabel. Voorbeelden hadden hier kunnen helpen, maar die ontbreken.
Het tweede deel van het boek bestaat uit dertig (!) hele korte besprekingen van nieuwtestamentische en rabbijnse parabels. Het doel is, zo wordt in de inleiding gezegd, is om ‘op deze gelijkenissen nieuw licht te werpen door ze te vergelijken met hun rabbijnse evenknieën en door ze te bespreken in de context van de Grieks-Romeinse oudheid’. Maar die doelstelling wordt niet echt waargemaakt. De diverse auteurs, alle medewerkers aan het project, krijgen slechts vier pagina’s om hun verhaal te doen. Dat zorgt dan ook niet voor veel diepgang. Wat tevens ontbreekt, is een scherpe vraagstelling waar de behandeling van de te bespreken parabel aan moet voldoen. De vergelijking met een rabbijnse parallel levert nauwelijks iets extra’s op. De parabels worden ook teveel uit hun literaire context gehaald. Dat geldt voor de gelijkenissen uit de evangeliën, maar toch voor de rabbijnse parabels. Kortom, het boek had sterk aan waarde gewonnen, wanneer men het tot een tiental parabels had beperkt, en meer ruimte had gegeven aan diverse aspecten van de parabel zoals literaire context en de Grieks-Romeinse context, maar ook aan de eigenlijke ‘schurende’ pointe van een parabel.
Bij het lezen vroeg ik me af voor wie dit boek eigenlijk is geschreven. Het veronderstelt best heel wat kennis van de Grieks-Romeinse wereld, terwijl er ook verwerkingsvragen in staan waarvan ik denk voor welk publiek zijn die bestemd. Dat zijn niet dezelfde mensen die worden verwezen naar de wetenschappelijke, Engels- en Duitstalige literatuur.
Alsof er in het Nederlands totaal niet over parabels is geschreven, door Jan Lambrecht, Sylvester Lamberigts, Harry Faber van der Meulen! Ik miste in de lijst tevens de namen van Eta Linnemann, Georg Eichholz, Arland J. Hultgren, Hans Weder, Herman Hendrickx, William R. Herzog II en Tim Schramm & Kathrin Löwenstamm, met hun studies over de gelijkenissen.
Ik volg het parabelproject al langere tijd, met aandacht en plezier, maar dit parabelboek is mij nogal tegengevallen. Maar misschien had ik te hoge verwachtingen? Het zal me desondanks niet tegenhouden om straks de drie proefschriften over slavernijparabels (Martijn Stoutjesdijk), maaltijdparabels (Jonathan Pater) en familieverhoudingen in parabels (Albertine Oegema) ter hand te nemen.
Nico Riemersma